zaterdag 25 juni 2011

Op Stap Met Daan

Heb er lang naar uitgekeken en begin juni was het dan eindelijk zo ver: vriendin Daan kwam naar Israel! Dat betekende een weekend lang op stap door Israel en spontaan afspreken in een Jeruzalems cafe met mijn vriendin uit NL om bij te kletsen. En dat laatste doe ik nou echt nooit in Israel, zeker niet in de stad die ik nog steeds als te zwaar en te religieus beschouw en waar een druk werk- en gezinsleven mij hiervan weerhouden.

Van tevoren een beetje uitgezocht waar ik een vriendin, die Israel goed kent en als studente alle uithoeken van het land al heeft bezocht, mee naartoe kan nemen. Donderdag na mijn werk met Jar en Bo naar het vliegveld, waar we als inmiddels goed ingeburgerde Israeli's te laat aankomen en Daan al braaf op ons staat te wachten. Wat geweldig om dan ineens in een inmiddels vertrouwde aankomsthal je vriendin te zien staan, net alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. En wat heerlijk, iemand die niet hoeft moet wennen aan de droge omgeving en de ineens opdoemende groene bergen van Jeruzalem en al helemaal geen vertaalhulp nodig heeft (maar waar ik lekker aan kan vragen hoe je iets zegt).

Na een herintroductie met alle gezinsleden - Daan heeft Jarden en Boaz al zeker 3 jaar niet meer gezien - en een rondje door de buurt, vertrekken we de volgende dag richting het meer van Tiberias. Een lange tocht voornamelijk door de woestijn langs de grens met Jordanie, die uiteindelijk bij de groene wildernis aan de oevers van de Jordaanrivier eindigt. De roadtrip is geweldig. We hebben uren de tijd om weer eens goed bij te praten en het wel en wee uit ons leven van de afgelopen paar maanden te kunnen bespreken. Bij een checkpoint vlakbij Bet She'an wordt onze auto, voor het eerst sinds ik in Israel woon, uit de rij gepikt. Of we aan de kant willen gaan staan en al onze spullen uit de auto willen halen en door de detector willen schuiven. Ik verklaar aan de aardige controleur dat dit de eerste keer is sinds ik hier woon dat ik wordt aangehouden en dat mijn auto binnenste buiten wordt gekeerd. Nou zien Daan en ik er natuurlijk absoluut on-Israelisch uit en zit er normaal gesproken een op en top-Israelisch uitziende man naast mij in de auto, dus dat zal de reden wel zijn. Ik heb er maar niet te veel naar gevraagd, want al sinds de eerste vlucht naar Israel heeft Ben mij op het hart gedrukt dat je niet in discussie gaat tijdens een check en zeker geen bijdehandte grappen maakt. En daar stonden we dan, tussen de Palestijnse weggebruikers die ook werden gesommeerd aan de kant te gaan staan. De hele auto werd grondig geinspecteerd: motorkap open, herdershond met zijn neus erin. De fles met ruitenvloeistof werd gecontroleerd en onze identitetsbewijzen werden met wattenstaafjes afgenomen op zoek naar sporen van het een of ander. Daan begon al beleefd doch dringend te vragen of het niet wat sneller kon, waarop mijn "NEE, dat mag je niet vragen!"-meter meteen uitsloeg. Gelukkig konden wij na een kwartier al onze spullen weer inpakken, samen met een paar van onze medewachters, en onze reis hervatten. Echt een bizarre ervaring.

Langs het meer van Tiberias reden we verder omhoog richting Gadot, waar we reddingsvesten en peddels uitzochten en in een kano stapten om een stuk de Jordaanrivier af te varen. Wat een goed idee: de groene metershoge begroeiing op de oevers en het koele water waren precies wat we nodig hadden op deze bloedhete dag. Vlak voor het eind van de route kwamen we terecht in een opstopping bij een waterversnelling, waardoor onze boot volliep met water. Dit had gelukkig geen desastreuze gevolgen omdat - waarschijnlijk na jarenlange ervaring met toeristen die ongetwijfeld vaker in dit soort penibele situaties terechtkomen - het water net zo hard weer uit de bodem van de boot liep.

Na de kanotocht heerlijk onze buikjes rond gegeten om daarna onze tocht voort te zetten richting de Golan, op zoek naar een natuurpark aan de Jordaan waar we konden gaan zwemmen. Onze dappere pogingen om via zandweggetjes de plek die zo duidelijk op de kaart stond aangegeven maar in werkelijkheid niet bereikbaar leek te zijn, hebben we maar snel gestaakt, omdat we twee schijtmuizen zijn, die overal moordenaars in de struiken zagen zitten, die het op 2 toeristen voorzien zouden hebben. Niet zo vreemd, omdat de Golanhoogte de laatste tijd niet het veiligste gebied is en er overal bordjes met "watch out: mines!" door het Israelische leger geplaatst waren. Toen we uiteindelijk de goede instructies hadden gekregen en bij het natuurpark aankwamen, was het park net gesloten! In Israel geldt de regel dat je het toch probeert als er 'kan niet' staat en dat was dan ook onze aanpak. Auto aan de kant en lopend het park in, waar we al snel staande werden gehouden door een parkwachter, die ons vriendelijk maar resoluut het park weer uitstuurde en ons naar het lokale zwembad verwees. Met chloor. Dat is nou een vertegenwoordiger van de natuurreservaten in Israel!

We moesten en zouden het water van de Jordaan in om te zwemmen, dus dan maar naar Park HaJarden - Jarden betekent Jordaan in het Hebreeuws - wat een erg geslaagde tweede optie bleek te zijn. We beginnen met een bezoekje aan de archaeologische site Bet Tsaida, de plek waar Jezus brood en vis uitdeelde, met een geweldig uitzicht over het meer van Tiberias. Van Daan leer ik dat de Hebreeuwse naam voor het meer - Kinerret - viool betekent, omdat het meer deze vorm zou hebben. Ik zie het niet.

Daarna gaan we onze welverdiende afkoeling opzoeken in een wild stromende Jordaanrivier. Heerlijk. We lopen onder poorten van huizenhoge bamboe, zien zoetwaterkrabbetjes en overal zijn mooie doorkijkjes tussen het weelderige groen op de Jordaan. We vinden een rustig gedeelte waar we de rivier in kunnen, mits we ons wel vasthouden aan de stenen op de bodem, zodat we niet mee worden gesleurd in de stroomversnelling. Er is ook geen kip meer te bekennen, dus het voelt als een eigen ontdekt paradijs.

Als afsluiting van deze geweldige dag rijden we naar Rosj Pina, een pitoresque dorpje met geweldige restaurants, met bovenaan het lijstje Shokolata, het restaurant waar alle gerechten met chocola zijn bereid. Het restaurant is volgeboekt en eigenlijk laat onze portemonee voor vandaag geen duur diner toe. Daan neemt genoegen met een stokbroodje schnitzel bij het lokale tankstation en ik neem genoegen met niks. Het is inmiddels donker en terwijl Daan op de achterbank probeert wat slaap te pakken, rijden we via de snelle route terug naar huis. Ik doe er 3 uur over, 1 uur minder dan de heenweg.

Zaterdag is het tijd voor de Dode Zee. Weer door de prachtige woestijn langs Bedoeinendorpjes en borden die aangeven dat we ons steeds verder onder zeeniveau begeven. We beginnen bij Qumran, waar in een grot de Dode Zee-rollen zijn gevonden, een grote collectie handgeschreven teksten uit het Oude Testament, die rond het jaar nul door de sekte van de Essenen op leer zijn geschreven. De rollen zijn in stenen kruiken verstopt in een grot bij Qumran en rond 1946 ontdekt door een Boedoeinse herder toen hij op zoek was naar zijn schaap.

Vanaf Qumran leidt een wandelpad de woestijn in en we besluiten een stuk van de route te volgen. Als het regent in de winter komt het water met enorme stromen van de bergen af donderen. Elk jaar overlijdt er wel iemand, omdat hij met het water is meegesleurd terwijl hij het aankomende water stond te filmen of omdat hij tegen de waarschuwingen in toch met zijn auto de ontstane stroom inrijdt, want "het lijkt maar zo ondiep". Nu is het natuurlijk kurkdroog, maar we vinden tijdens onze wandeling nog een paar overgebleven poeltjes tussen de rotsen. De hitte is niet te harden en na een half uur keren we met rode koppen weer terug naar Qumran. Hoog tijd voor wat verkoeling en we vertrekken naar Einot Tsoekim, een natuurpark met zoetwaterbronnen waar natuurlijke zwembaden van zijn gemaakt. We vleien onze handdoekjes neer in de schaduw van de bomen en poedelen wat in het water. Absoluut ontspannen.

Ook al woon ik hier al drie jaar en is de Dode Zee maar een half uurtje rijden van mijn huis vandaan, ik ben er nog nooit in geweest. Daar wilde ik verandering in brengen die dag, maar na het zien van de belachelijke prijs bij een van de betaalde stranden, zijn we lachend weer omgedraaid. No way. Ik rijd de volgende keer nog wel een half uurtje door en dan kan ik gratis de zee in. Dan duurt het nog maar drie jaar. Ik heb geen haast. Altijd leuk in Israel: met je vrouwelijke charmes bereik je tenminste nog wat bij de mannen en we mogen deze dag overal gratis in (behalve het Dode Zee strand dan - niet eens geprobeerd), ook al mag ik op mijn jaarkaart geen gasten meenemen.

Daan heeft al twee dagen zachtjes maar zeker op me ingepraat dat we ook wel wat dieper de bezette gebieden in kunnen rijden, de stillere weggetjes op en van de snelweg af. Ik vind dat eng, want zoals ik al eerder schreef ben ik door de media zo beinvloed dat ik achter elke rost of boom een potentiele kwaaddoener zie. Maar daar gaan we dan. Richting Wadi Qelt. Eerst nog huiverig, maar door de enorme natuurschoonheid die we gepresenteerd krijgen als we dieper de woestijn indrijden, is er geen ontkomen aan: we moeten de auto uit en kijken. Een stroompje door de uitgestrekte droogte; hoge woestijnbergen zover het oog rijkt; gazelles die de weg oversteken en daar is dan ook ineens St. George: een in de woestijnbergen gebouwd Grieks Orthodox klooster met turquoise daken. We klimmen een berg op en worden bijna door de woestijnwind weggeblazen, maar wat is het uitzicht adembenemend. We zien bedoeinendorpjes waar vlakbij de herders hun schapen en geiten in de bergen laten grazen. Het klooster is op haast onmogelijke wijze tegen de rotsen aangebouwd en is erg moeilijk bereikbaar. We rijden helemaal tot het eind van de begaanbare weg, waar we meteen in een toeristenval lopen (ik snap er niks van, want er rijdt bijna geen kip): kleding wordt om onze schouders gedrappeerd en ezels worden ons aangeboden om ons naar het klooster te rijden. Als ik wel ergens een hekel aan heb, dan is het wel aan opdringerige verkopers. Weg van hier. Het mooiste uitzicht hadden we lekker toch al vanaf die verlaten berg.

En dan is het weekend voorbij. Gelukkig blijft Daan nog een week voor een cursus en zo zien we elkaar nog in cafe Tmol Sjilsjom. Daan kent als vroegere student alle leuke cafeetjes in Jeruzalem, terwijl ik dacht dat er niks leuks te beleven viel in de stad die wordt overheerst door orthodoxe Joden (naar mijn idee kan er niks leuks gebeuren op een plek waar mensen wonen die de gedachte aanhangig zijn dat alles wat niet tot over de elleboog en de knie is bedekt, onzedig is). Maar Daan heeft mijn ogen geopend en nu zie ik ineens wel de leuke plekken in de stad. Opeens zie ik overal kleine barretjes, met normale muziek, die me nieuwsgierig maken naar binnen te gaan om te kijken wat er gebeurt in zo'n buurtkroeg.

Tmol Sjilsjom dus, een leuk cafeetje met volle boekenkasten, heerlijke gerechten op de kaart, papieren onderleggers met teksten van Bob Dylan (die laatst nog een zwaar afgekraakt concert gaf in Israel) en een van mijn lievelingsdrankjes: sachlav, ook wel de warme chocolademelk van het Midden-Oosten genoemd. Daan en ik genieten van onze drankjes, van het feit dat we samen in deze voor ons beide bijzondere stad af kunnen spreken om spontaan een drankje te drinken en van de constatering dat we als we samen zijn nog steeds in staat zijn de ober in verwarring te brengen met onze stommen grappen.

We sluiten ons samenzijn af met een bezoekje aan het strand van het door mij geliefde Risjon LeTsion, samen met neef Nathan en kinderen. Roodbruin verbrand rijden we daarna naar de boulevard op de plek waar Yaffo overgaat in Tel Aviv, waar we net doen of we elkaar volgende week weer zien, omdat we geen afscheid willen nemen. Daar gaat ze dan: backpack op haar rug, zich verheugend op een terrasje in Tel Aviv, waar ze in haar eentje een boek kan lezen. Het was geweldig om dit land samen te delen en ik kijk nu alweer uit naar Daans volgende bezoek.